SV | Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve. |
WLC | וְעַתָּ֕ה שְֽׁמַֽע־נָ֖א אֲדֹנִ֣י הַמֶּ֑לֶךְ תִּפָּל־נָ֤א תְחִנָּתִי֙ לְפָנֶ֔יךָ וְאַל־תְּשִׁבֵ֗נִי בֵּ֚ית יְהֹונָתָ֣ן הַסֹּפֵ֔ר וְלֹ֥א אָמ֖וּת שָֽׁם׃ |
Trans. | wə‘atâ šəma‘-nā’ ’ăḏōnî hammeleḵə tipāl-nā’ ṯəḥinnāṯî ləfāneyḵā wə’al-təšiḇēnî bêṯ yəhwōnāṯān hassōfēr wəlō’ ’āmûṯ šām: |
Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder [in] het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaar niet sterve.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!